Daglicht en Milieu-aspecten
Energiebesparing
Licht is een toevoer van energie. Net zoals stralingswarmte, radiogolven en röntgenstraling, is het een gedeelte van het elektromagnetisch spectrum. Het wordt beschreven in termen van golflengte en energie.Ongeveer 4% van de door de zon uitgezonden straling bestaat uit Ultraviolet (UV) straling, 45% bestaat uit zichtbare straling (=daglicht) en 51% valt in het gebied van Infrarood (IR) straling. In eerste instantie speelde het benutten van daglicht een rol bij energiebesparing in gebouwen. Door het gebruik van daglicht vervalt de noodzaak om kunstlicht te gebruiken en kan een aanzienlijke besparing op het energiegebruik worden bereikt.
Uit de ‘EnergiebesparingsMonitor gebouwde omgeving 2003’ blijkt dat in kantoren ongeveer 27% van het energieverbruik benodigd is voor verlichting. Het totale elektriciteitsverbruik van kantoorgebouwen varieert sterk: afhankelijk van het al dan niet toepassen van koeling, de grootte van het gebouw, aard van de werkzaamheden, enzovoort, kan het elektriciteitsverbruik van kantoorgebouwen variëren tussen 60 en 160 kWh/m2. Duidelijk is in ieder geval dat verlichting een aanzienlijke kostenpost is bij het beheren van kantoorgebouwen.
Maatregelen nieuwbouw: functionele aspecten
Bij gebouwopzet, oriëntatie, gevel- en dakindeling en materiaalgebruik zijn er volop mogelijkheden om het gratis daglicht optimaal te benutten. Globaal kunnen alle daglichtmaatregelen worden ingedeeld in een aantal functionele aspecten:
- locatie op aarde: bepalend voor het aanbod van daglicht
- omgevingsfactoren: oriëntatie, omliggende bebouwing, beplanting
- gebouwvorm: in een compact vierkant gebouw kan daglicht maar in beperkte mate tot diep in het gebouw doordringen, terwijl een langgerekt gebouw die mogelijkheden wel geeft. Dit is echter tegenstrijdig aan de wens vanuit klimaatbeheersing, waar een compacte bouwvorm juist gewenst is
- lichtfunctie: eisen, bepalingen en wensen in relatie tot het type werk dat wordt verricht of het effect dat bereikt moet worden, verblinding, contrast
- type daglichtopening: ramen in de gevel (zijlicht) of in het dak (bovenlicht) hebben uiteenlopende effecten
- daglichtsystemen: hulpmiddelen om de relatie tussen vertrek en daglicht te optimaliseren.
- Tenslotte kan met kunstlicht de benodigde hoeveelheid licht in een vertrek of op een werkplek verder worden geoptimaliseerd.
Er kan pas sprake zijn van een optimaal gebruik van daglicht als er bij de bouw van a tot z rekening gehouden is met alle aspecten die hierbij een rol spelen. Dat betekent: vanaf de keuze van een locatie tot en met de inrichting van de ruimten.
Ook de publicatie ‘Daglicht in het ontwerp van utiliteitsgebouwen’ volgt in grote lijnen bovenstaande indeling. Ook daarin wordt gesteld dat de locatiekeuze en gebouwfunctie al in een zeer vroeg stadium worden vastgesteld door het ontwerpteam. In het vervolg-traject gaat de publicatie uit van vier niveaus waarop de uitgangspunten met betrekking tot het gebruik van daglicht verder in detail moeten worden uitgewerkt:
- gebouw
- vertrek
- raam
- daglichtsysteem.
Licht- en zonlichttoetreding (LTA, ZTA)
De licht- en zonlichttoetreding wordt uitgedrukt in respectievelijk de LTA-waarde en de ZTA-waarde. Naarmate de isolatiewaarde van het glas toeneemt, nemen de LTA- en de ZTA-waarde af, doordat de isolatiemaatregelen van het glas (aantal glaslagen, metaalcoatings op het glas) minder licht of zonlicht doorlaten.
Maatregelen bestaande bouw
Bovenstaande impliceert dat voor bestaande gebouwen slechts beperkte mogelijkheden aanwezig zijn om het gebruik van daglicht te optimaliseren. Natuurlijke momenten voor aanpassingen zijn groot onderhoud, renovatie of verbouwing. Dat zijn ook de momenten waarop energiebesparende maatregelen worden getroffen, zo blijkt eveneens uit boven genoemde Energiebesparingsmonitor. Maar die maatregelen beperken zich nu nog tot het vervangen van kunstlichtsystemen (veelal meer hoogfrequent verlichting en halogeenlampen). Terwijl bouwkundige ingrepen verrassende resultaten kunnen opleveren, bijvoorbeeld op basis van omgevingsfactoren (begroeiing, licht gekleurde stedenbouwkundige materialen), lichtopeningen, interieur en daglichtsystemen.